Een Ger of Yurt is een rond, draagbaar onderkomen dat door Nomadische volken gebruikt wordt in de koude, droge steppegebieden van Centraal Azië.
Het type Yurt dat het meest populair is in Europa is de Mongoolse Yurt; deze heeft relatief hoge wanden, rechte dakpalen en een zware kroon die deels ondersteund wordt door twee pilaren. Meer dan een tent is het een mobiel thuis, een warm onderkomen. |
Een Yurt is opgebouwd uit een houten skelet, bestaande uit voorgebogen, uitvouwbare muren (hanni), dakstokken (unni) en een centraal wiel (tono), ook wel kroon genoemd.
De kroon zorgt voor lichtinval en is de opening waardoor de pijp van de kachel (dzog: maag) de rook naar buiten voert. Bij Mongoolse Yurts wordt de kroon extra ondersteund door twee centrale pilaren. De muren staan direct in verbinding met de grond, dit zorgt voor extra stabiliteit. |
De houten constructie wordt bedekt met een isolerende laag schapenvilt en een laag beschermend canvas.
Als decoratie worden er verder vaak een met stiksels of schilderingen versierd buitendoek en een wit katoenen binnendoek (tussen de houten muur en het vilt) toegevoegd. Het gewicht van deze lagen zorgt voor extra stabiliteit. Ook wordt er een band rondom de muur gespannen voor extra stevigheid. |
Dankzij de duurzaamheid van het materiaal en de mogelijkheid om de beschadigde losse onderdelen te vervangen gaan Yurts vaak vele jaren mee.
In Kazachse gemeenschappen werd de kroon vaak generaties lang als erfstuk van vader op zoon doorgegeven. Yurts maken al minstens 3000 jaar deel uit van het leven in Centraal Aziatische gemeenschappen. De eerste geschreven bron over een Yurt is van Herodotus; hij refereert aan de Yurts van een volk dat rond 600 BC ten noorden van de Zwarte Zee leefde. |